donderdag 21 februari 2013

Annie

Ik was al wakker, maar ik hield mijn ogen nog even dicht. Ik was niet thuis, dat was een ding dat zeker was. Het was te stil. Timothy en Maxwell waren altijd wel aan het gillen of auto's aan het nadoen ofzoiets en Susan maakte altijd ruzie met papa en mama. Ook hoorde ik het geluid van Colin's en Keith's vechtspelletjes niet. Sterker nog, ik hoorde helemaal niks. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit in een omgeving was geweest waar het zo stil was. Met mijn ogen nog dicht tastte ik het oppervlak waar ik op lag af. Het was een bed met dunne lakentjes. Ze waren stijf. Niet zoals de zachte dekens die we thuis hadden. Ik probeerde me te bedenken wat het laatste was wat ik me kon herinneren. Ik was ziek geweest en had wat last van mijn nek gehad en een ondraaglijke pijn schoot voortdurend door mijn hoofd. Dat was nu weg. Hoe kwam ik terecht in deze ontzettend stille ruimte en was ik ook nog eens genezen van mijn hoofd- en nekpijn? Ik verzamelde de moed om mijn ogen open te doen en staarde naar het witte plafond. Er was weinig licht in de ruimte, maar het plafond was zonder twijfel vlekkeloos wit. Ik ging langzaam overeind zitten. Het plafond was niet het enige wat wit was. Eigenlijk was alles in de kamer kleurloos, behalve de rode roos die bij het voeteneinde van mijn bed lag. Ik pakte de roos op en keek nog eens wat beter om me heen. Ik was in een ziekenhuis. Het was alleen geen normaal ziekenhuis. Ik ben ik redelijk wat ziekenhuizen geweest in mijn leven, maar in geen enkel ziekenhuis heerste er een sfeer zoals in deze. Zelfs niet als het nacht was. Ik liet me van het bed zakken en mijn blote voeten raakten de koude, stenen vloer. Ik zag dat ik een kort wit jurkje aan had, waarvan ik zeker was dat het niet mijn eigen was en het was ook geen standaard ziekenhuis kleding. Ik liep naar het enige raam in de kamer, maar alles wat ik kon zien was zwart. Er was helemaal geen straatverlichting of iets dergelijks en de maan en sterren waren ook nergens te bekennen. Raar. Ik keek nog eens naar de roos. Hij was mooi rood en hij zag er gezond en levendig uit. Ik besloot hem mee te nemen, omdat het het enige was waarvan ik zeker wist dat het leefde in deze ruimte. Er leek zelfs een soort warmte vanaf te komen. Er zat een strik aan mijn jurk waar ik de roos aan vast bond, zodat ik hem niet de hele tijd vast hoefde te houden. Ik schuifelde op mijn blote voeten naar de deur die naar de gang leidde en duwde hem voorzichtig open. Dat ging gemakkelijk. In de gang was meer licht, gelukkig. Ik zag echter nog helemaal niemand. "Hallo?" zei ik twijfelend, voordat ik besloot dat het misschien beter was om niks luidop te zeggen. Ik sloot de deur achter me en bleef met mijn rug naar de muur lopen. Ik vertrouwde het hier voor geen cent. Toch was ik niet echt bang... Meer gewoon op mijn hoede. Mijn rechterarm ging achter mijn rug omhoog totdat hij het uiteinde van mijn vlecht te pakken had. Zo hield ik mijn haar vast. Dat deed ik altijd als ik me moest concentreren of als ik zenuwachtig was. Nu was het om die beide redenen. Ik besloot naar de balie te lopen. Daar stond een telefoon. Misschien kon ik mama bellen. Ik verliet een tikkeltje nerveus de muur die tot nu toe mijn enige bescherming was geweest en liep naar de telefoon. Ik stak mijn hand uit, maar voordat ik het zwarte plastic aan had kunnen raken klonk er opeens een schel en kil gelach van de plek waar ik net nog bij de muur had gestaan. Ik draaide me vlug om en zag een soort van witte, doorzichtige substantie zweven die langzaam op me afkwam. Het bleef maar lachen. Ik moest ernaar blijven kijken. Als ik weg zou kijken en zou rennen, zoals ik eigenlijk wilde doen, zou het mis gaan. Ik wist niet hoe ik dat wist, maar ik was er zeker van. Ik bewoog zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde muur, zonder weg te kijken van de gestalte die zonder twijfel een geest moest zijn. Ik bewoog langs de muur, zo snel als ik maar kon, zonder mijn blik af te wenden. De geest kwam dichter bij en ik voelde hoe ik in paniek raakte. Ik wilde mijn ogen dichtknijpen en op de grond vallen en me zo klein mogelijk maken, maar ik hield mezelf sterk. Plotseling kwam ik bij een inham in de muur terecht. Een lift. Een zucht van opluchting verliet mijn mond. Dit was het. Dit kon me helpen. Nu nog het knopje zoeken en dan snel achteruitstappen als de deuren open gingen. En dan kon ik weg. De vingers van mijn rechterhand vonden het knopje al gauw en ik had geluk. De lift was op deze verdieping en de deuren gingen meteen open. Ik stapte gauw achteruit. Mijn voeten zakten weg in het oneindige en ik begon te vallen. Ik hoorde een gil en een fractie van een seconde later had ik door dat het mijn eigen stem was die gilde. Ik stak mijn handen uit en ze bleven haken aan het stuk grond waar ik net nog op had gestaan. Ik keek voorzichtig naar beneden en zag alleen maar zwart. Nog even en ik zou vallen. Ik zou dit niet lang vol kunnen houden. Mijn armen begonnen al pijn te doen. "HEEEEEEELP" schreeuwde ik. Mijn stem sloeg over. Het was vast tevergeefs. Er was niemand in de buurt die me kon helpen. Ik zou vallen in dat diepe, zwarte gat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten